Artikel DUIC
Poortgebouw en boerderij Laan van Chartroise (foto Anke Colijn)
De oudste gebouwen van Utrecht Noordwest liggen verscholen achter een drukke rotonde van de Marnixlaan. De geschiedenis gaat hier maar liefst 625 jaar terug. Een massief poortgebouw en een bijzondere boerderij vormen de overblijfselen van het ooit zo roemruchte klooster Nieuwlicht. De huidige eigenaar heeft er kleinschalige bedrijfshuisvesting van gemaakt met oog voor het verleden. Omringd door een prachtige tuin vormt het complex een oase in de stad.
Het ommuurde en omgrachte kloosterterrein — vele malen groter dan het bescheiden overblijfsel — lag op de grens van de huidige wijken Ondiep en Zuilen, ter plekke van de Marnixlaan, Van Hoornekade en de Geuzenwijk. Tegenwoordig kijken we vanaf de Laan van Chartroise tegen de ‘verkeerde kant’ van het overgebleven poortgebouw aan: vanaf het voormalige kloosterterrein. De oorspronkelijke Weg naar Chartreuse liep aan de andere kant van het het poortgebouw, waar nu de tuin is.
Poortgebouw aan oude Weg naar Chartreuse, 1924 (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Zieleheil
Nieuwlicht werd in 1391 gesticht door Zweder van Abcoude, heer van Gaasbeek, Putten en Strijen, een machtig edelman. Hij bekostigde en onderhield het klooster niet belangeloos: zo lang het bestond zouden de monniken er dagelijks bidden en missen opdragen voor zijn zieleheil en dat van zijn familie. Het werd dan ook een kartuizer klooster; van de strenge, sobere levensstijl van de kartuizers was immers het meeste effect te verwachten. De huidige benamingen Chartroise en Chartreuse herinneren nog aan deze kloosterorde, die zich door Europa verspreid had vanuit de Grande Chartreuse in Zwitserland. Het klooster kwam ten noorden van de stad Utrecht, niet ver van de Vecht, op een landgoed dat bekend stond als Bloemendaal.
Nieuwlicht door L.P. Serrurier, 1730 naar ouder voorbeeld (Het Utrechts Archief)
Nieuwlicht werd tussen 1392 en 1407 in fases gebouwd. Eerst verrees een klein pandhof met refter en kapittelhuis, daarna het grote pandhof en de afzonderlijke kloostercellen: een soort huisjes met tuintjes. Met de wijding van de kloosterkerk (ter hoogte van de huidige rotonde) was het klooster in 1407 grotendeels voltooid. Bij opgravingen rond de Marnixlaan zijn veel skeletten en graven gevonden. Niet alleen de broeders zelf werden er ter aarde besteld, ook leken lieten zich er graag begraven — waaronder Zweder van Abcoude.
Grafsteen uit 1549, gevonden op het kloosterterrein (Centraal Museum)
Kartuizer kloosters waren maar kleine gemeenschappen. In Nieuwlicht woonden ongeveer 20 broeders — meest van adellijke komaf — die zich in hun kluizenaarscellen bezighielden met meditatie en het kopiëren (overschrijven) van handschriften. Ze werden huishoudelijk ondersteund door zo’n 10 lekenbroeders. Er werd niet of nauwelijks gesproken. Een maal per week maakten de monniken een gezamenlijke wandeling in de omgeving, waarbij ze elkaar mochten spreken. Verder kwamen ze vrijwel nooit buiten de muren, de prior (kloosteroverste) uitgezonderd.
Kunstschatten
Hoewel de broeders ascetisch leefden zijn er rijke kunstschatten van Nieuwlicht bewaard gebleven: verluchte manuscripten uit de kloosterbibliotheek en altaarstukken van beroemde schilders. De Universiteitsbibliotheek Utrecht bezit ruim 200 handschriften en boeken van Nieuwlicht, waaronder een geïllustreerd getijdenboek en een handschrift van de Postilla in Prophetas uit 1424.
Handschrift 252 van Nieuwlicht (Universiteitsbibliotheek Utrecht)
Museum Catharijneconvent bezit het drieluik Kruisiging met twee kartuizers uit ca. 1535, gemaakt door Jan van Scorel en diens werkplaats. Het stond met gesloten zijluiken in de kloosterkerk; alleen op zon- en feestdagen gingen de luiken open en werden de Kruisiging en Opstanding zichtbaar. De beide kartuizer opdrachtgevers zijn vereeuwigd op de buitenluiken.
In New York wordt een Madonna met Kind bewaard, rond 1443 door Jan van Eyck en zijn werkplaats gemaakt voor de Utrechtse kartuizer Jan Vos, zelf ook afgebeeld. Hij was toen prior was van het klooster in Brugge, maar hij keerde later terug naar Nieuwlicht en bracht het paneel mee. Tot slot bezit het Centraal Museum een drieluik van het Laatste Avondmaal. De vooraanstaande Utrechters Pauw en Sas schonken dit altaarstuk rond 1520 aan de kloosterkerk van Nieuwlicht.
Anoniem altaarstuk uit Nieuwlicht, ca. 1520 (Centraal Museum)
Einde en afbraak
De Beeldenstormen gingen aan Nieuwlicht voorbij, maar de Tachtigjarige Oorlog betekende het einde van het klooster. Het complex lag strategisch en onbeschermd buiten de stadsmuren, en ingekwartierde soldaten verstoorden de rust. De overgebleven broeders vluchtten naar de stad en betrokken een pand aan de Kromme Nieuwegracht. Het stadsbestuur besloot in 1580 tot opheffing van het klooster en liet de gebouwen afbreken om de bouwmaterialen te verkopen en deels te gebruiken voor de bouw van de nieuwe Visbrug (Kalisbrug, Vismarkt).
Het poortgebouw in 2018 (Arjan den Boer)
Alleen de poort en de (latere) boerderij bleven bij de sloop van het klooster gespaard. Het poortgebouw dateert wellicht nog uit 1392. Het vormde de bewaakte hoofdtoegang tot het kloostercomplex, en staat op gemetselde bogen boven de gracht. De poortruimte heeft aan beide zijden vier meter hoge deuren die rond ijzeren pinnen draaien. Oorspronkelijk waren er geen deuren aan de noordzijde, de kant van het kloosterterrein. In de hoge poortruimte zit een uniek bakstenen dubbelvenster zonder glassponningen uit de tijd dat deze ruimte nog (half)open was.
Bakstenen dubbelvenster in de poort (Arjan den Boer)
Naast en boven de poortruimte was een woning met keuken, slaapvertrek en woonruimte. Een uitkijkraampje bood van boven zicht op wie voor de poort stond. In de voormalige ‘woonkamer’ is de haard in tegenstelling tot in de keuken nog aanwezig. Wie er precies woonde is onbekend. De aanwezigheid van twee stookplaatsen duidt op een belangrijk man, waarschijnlijk degene die verantwoordelijk was voor de wereldlijke en financiële zaken van het klooster.
Boerderij en theehuis
De van oorspong 16e-eeuwse boerderij (Arjan den Boer)
De boerderij naast het poortgebouw was oorspronkelijk wellicht een gastenverblijf of beheerderswoning. Dit gebouw uit ca. 1550 vormde de basis voor de hofstede Chartreuse die op de voormalige landerijen van Nieuwlicht werd gesticht. De boerderij werd verschillende keren verbouwd en kreeg rond 1700 z’n huidige golvende gevel, een combinatie van een trap- en klokgevel. Uit de kloostertijd dateert waarschijnlijk nog de trapgevel van de opkamer op het zuiden. Binnen zijn daar onder de moerbalken ook nog gesneden sleutelstukken in renaissance-stijl aanwezig. Begin 19e eeuw werd de boerderij van grotere ramen voorzien en rond 1860 zijn de stallen en het achterhuis geheel vernieuwd.
Sleutelstuk in de opkamer (Arjan den Boer)
Diende het poortgebouw eerst als duivenhok en schuur, in de 19e eeuw was het een theehuis als bijverdienste voor de boerderij. Stadsbewoners kwamen graag in de rustieke omgeving wandelen. Bijzonder geïnteresseerd was men in de dikke en eeuwenoude Monnikenboom, een levend restant uit de kloostertijd waarvan men kinderen wijsmaakte dat baby’s daaruit geboren werden. Nadat deze linde door blikseminslag beschadigd was bleef hij interessant, zo beschreef het Utrechtsch Nieuwsblad een eeuw later: “Het knechtje van den toenmaligen bewoner verborg zich in den boom en riep dan tot den jongelui ‘pluk mij, pluk mij, ik zal alle dagen zoet zijn’. Er ontstond dan algemeene vreugde, men ging spelletjes om den boom doen en de pret eindigde met room eten bij vrouw Van Dam, die de boerderij toen bewoonde.”
Gepleisterde boerderij, 1924 (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Restauratie en kleuterschool
De landelijke omgeving veranderde begin 20e eeuw ingrijpend toen de wijken Ondiep en Zuilen verrezen. Boerderij en poortgebouw werden gekocht door de gemeente en raakten in bouwvallige staat. In 1915 wilde men de poort afbreken, maar een gemeenteraadslid wist dit te voorkomen. Van restauratie kwam het pas in 1932, om te beginnen van het poortgebouw. Daarbij werd ook een plantsoen aangelegd en de voormalige gracht deels verbreed tot een meertje. Het was oorspronkelijk de bedoeling om in de boerderij een theehuis te vestigen, maar uiteindelijk zou dat in het Julianapark komen.
Gerestaureerde poort en boerderij, 1958 (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
De boerderij werd in 1938 gerestaureerd, waarbij onder andere de pleisterlaag is verwijderd. De stallen werden toen ingrijpend verbouwd tot drie lokalen: de nieuwe bestemming werd namelijk Fröbelschool van de parochie van St. Salvator. In het midden kwam een entree met moderne hal, die nog aanwezig is. Het voor- en achterhuis werden ingericht als vergaderruimtes en conciërgewoning. Het poortgebouw gebruikte de parochie voor jeugdactiviteiten. In 1939 vormden de gerestaureerde kloosterresten de achtergrond voor een mysteriespel rond de Willibrord-herdenking 739-1939.
Links de stal met klaslokalen (Arjan den Boer)
Bij de behandeling van het plan in 1938 had de gemeenteraad getwijfeld of een kleuterschool wel een geschikte bestemming was: “De hofstede heeft kleine raampjes. De fröbelschool heeft licht en ruimte nodig. Hoe moet deze tegenstrijdigheid overbrugd worden?” Stadsarchitect Jan Planjer loste dit op door de lokalen te voorzien van grote openslaande deuren en een 14 meter lange dakkapel. Bij de opening schreef een krant: “De hofstede is prachtig gerestaureerd door Gemeentewerken en in den voormaligen koestal zijn groote glasdeuren aangebracht, waardoor de kleuters prachtige lokalen met volop licht en lucht aan den Zuidkant gekregen hebben.”
Een voormalig kleuterlokaal als kantoor (Anke Colijn)
Tuin en nieuwbouw
In 1975 betrok het Algemeen Maatschappelijk Werk de voormalige kleuterschool. Men verhuurde de poort in die periode als donkere en tochtige woning. In 1988 kocht Anke Colijn, de huidige eigenaar, het complex, dat zij stap voor stap heeft gerestaureerd, uitgebreid en van een fraaie tuin voorzien. Tot 2008 was Colijns eigen architectenbureau in de gebouwen gevestigd, sindsdien worden ze als bedrijfsruimtes verhuurd aan o.a. een ontwerpbureau, een architect, een recruitmentbedrijf en aan ontwerpers van elektrische fietsen.
Links het tuinpaviljoen (Arjan den Boer)
Anke Colijn heeft een nieuw kleinschalig paviljoen in de tuin gerealiseerd dat met z’n open voorpui aansluit bij het licht en lucht-principe van de voormalige Fröbelschool. Een groter, verder naar achter gelegen bakstenen gebouw heeft zij aan beide zijden van grote openingen voorzien die herinneren aan die van het poortgebouw, waarmee het ook de massieve opzet deelt. Zo komen middeleeuwse en moderne architectuur samen. Dat geldt ook voor het aanbouwtje in zink aan het poortgebouw.
Anke Colijn aan het werk in de tuin (Arjan den Boer)
Tegenwoordig besteedt Colijn de meeste tijd aan de tuin, die zij een ‘supermarkt voor dieren’ noemt. Er zoeken namelijk vele soorten vogels, insecten en reptielen naar voedsel. Voor het onderhoud zoekt zij nog vrijwilligers met groene vingers. Voor contactinformatie, ook over de ‘wachtlijst’ voor bedrijfsruimte, zie hofvanchartreuse.nl.
Arjan den Boer
Arjan den Boer is publicist over geschiedenis, design, monumenten en architectuur. Op DUIC.nl schrijft hij over vergeten gebouwen en in de DUIC Krant over kunst aan gebouwen.